On mobile: scroll down for the Dutch translation.
To All Dutch Higher Education Institutions
On Friday 26 January 2024, the International Court of Justice (ICJ) ruled in a historic judgement that there is a plausible case of genocide committed by Israel against the Palestinians in Gaza. In a series of Provisional Measures, the court has ordered Israel must take immediate steps to:
Prevent commission of acts falling under Article II of the Genocide Convention, including killing or causing serious bodily or mental harm to Palestinians.
Ensure that its military does not commit any of the aforementioned acts
Prevent and punish any incitement to genocide
Enable provision of urgently needed basic services and humanitarian assistance for Palestinians in Gaza
Prevent destruction of any evidence related to allegations of acts of genocide
Submit a report to the court on all measures taken to adhere to these orders within one month
The present case was brought to the ICJ by South Africa, which has charged Israel with genocide on the basis of the UN Convention on the Prevention and Punishment of Genocide.
On January 11, 2024, South Africa’s legal representative Adila Hassim showed that Israel perpetrates four of the five genocidal acts listed in the Convention through actions including:
the deliberate mass killing of Palestinians in Gaza
the direct and public incitement to genocide
the infliction of mental and bodily harm against Palestinians
the deliberate imposition of conditions that cannot sustain life and that are calculated to bring about the destruction of Gaza through its forced displacement of most of the population.
the destruction of Gaza’s healthcare system that renders life there unsustainable.
the blocking of life-saving treatment needed to deliver babies.
In response to South Africa’s case, the ICJ has now ruled it will pursue South Africa’s claim. This ruling received overwhelming support from the vast majority of 15 of the 17 ICJ judges. Even the judge ad hoc appointed by Israel voted in favor of two of the measures.
In other words, Israel is now under strict review by the World Court regarding its treatment of Palestinians in Gaza. In response to the ICJ interim ruling, the European Commission has stated: “Orders of the International Court of Justice are binding on the parties and they must comply with them.” Furthermore, the European Union states, “The European Union expects their full, immediate and effective implementation.”
All states parties to the Genocide Convention, including the Netherlands, have the duty to prevent genocide. According to the ICJ's previous case law, this duty arises when the state learns of the existence of a serious risk that genocide will be committed. The ICJ ruling in South Africa v Israel confirms that not only is there a serious risk that genocide is being committed in Gaza, but that it is plausible that genocide is being committed by Israel in Gaza. Genocide is the most egregious violation of human rights, committed with the intent to destroy a protected group as such. Dutch institutions have an obligation to avoid institutional complicity with this crime.
In light of this historic ruling, it is the duty of third-state governments to immediately implement the orders of ICJ. Concretely, this also means that third-state institutions that uphold the principles of international law are required to prevent complicity in acts of genocide, which has included the wanton and deliberate destruction of all universities and most schools throughout Gaza and the killing of 4327 students, and 231 teachers and school administrators.
It is a well-known fact that all Israeli universities and many Israeli corporations are aiding and abetting the Israeli government and military and are profiting from Israel’s illegal siege on Gaza and illegal occupation of Palestinian Territories, and are thus complicit in genocide.
For publicly-funded Dutch higher education institutions, this means we no longer have the choice whether to cut ties with Israeli institutions and corporations aiding and abetting genocide. We are morally bound by the broad remit of the ruling and order by the International Court of Justice, the world’s highest judicial authority on international law.
As scholars working at higher education institutions in The Netherlands, we therefore call on our universities to take heed of the ICJ’s ruling and to take action by:
Suspending all formal and informal ties with Israeli higher education institutions
Suspending all formal and informal ties with Israeli corporations
Providing resources towards building relations with Palestinian institutions of higher education that have been destroyed by the Israeli state.
Providing scholarships for Palestinian students and fellowships for faculty members who have lost their universities and livelihoods.
The tide has turned. This is no longer a matter of academic debate; this is a matter of international justice and international peace. This is a matter of upholding, recognizing, and heeding to the ruling of the highest international legal institution: the International Court of Justice. As publicly-funded universities in the Netherlands that hosts the ICJ, it is incumbent on us to heed to the ICJ’s order and respect the international mechanisms put in place to protect all of humanity against the crime of genocide, including Palestinians. It is our duty as higher education institutions to take the lead in protecting humanity through immediately incorporating the ICJ’s binding Provisional Measures as a matter of university policy.
We request an overview of the necessary steps taken by your institution in line with the four demands listed above by the end of February 2024.
Sincerely,
Dutch Scholars for Palestine
Aan alle Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs
Op vrijdag 26 januari 2024 oordeelde het Internationaal Gerechtshof in een historische uitspraak dat de beschuldiging van Zuid-Afrika dat Israël genocide pleegt tegen de Palestijnen in Gaza plausibel is. Zuid-Afrika beschuldigt Israël van genocide op grond van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Genocideverdrag). In een reeks voorlopige maatregelen heeft het Hof bepaald dat Israël onmiddellijk stappen moet zetten om:
te voorkomen dat daden worden gepleegd die vallen onder Artikel II van het Genocideverdrag, waaronder het vermoorden van Palestijnen of het veroorzaken van ernstige lichamelijke of geestelijke schade aan Palestijnen;
ervoor te zorgen dat het Israëlische leger geen van de bovengenoemde handelingen begaat;
het rechtstreeks en openbaar aanzetten tot het plegen van genocide te voorkomen en te bestraffen;
de verstrekking van dringend noodzakelijke basisdiensten en humanitaire hulp aan Palestijnen in Gaza mogelijk te maken;
te voorkomen dat bewijsmateriaal met betrekking tot beschuldigingen van genocide wordt vernietigd; en
binnen een maand aan het Hof verslag uit te brengen over alle maatregelen die zijn genomen om deze bevelen na te leven.
Op 11 januari 2024 stelde de Zuid-Afrikaanse wettelijke vertegenwoordiger Adila Hassim dat Israël vier van de vijf genocidale handelingen pleegt die in het Verdrag worden genoemd, door:
opzettelijk op grote schaal Palestijnen in Gaza te vermoorden;
tot genocide aan te zetten;
Palestijnen geestelijk en lichamelijk letsel toe te brengen;
opzettelijk omstandigheden te creëren waardoor het leven in Gaza onhoudbaar wordt;
doelbewust het gezondheidszorgsysteem van Gaza aan te vallen; en
levensreddende behandelingen te blokkeren die nodig zijn om baby's ter wereld te brengen.
Het Hof heeft nu besloten dat het de claim van Zuid-Afrika verder zal behandelen. Deze uitspraak werd gesteund door de overgrote meerderheid van 15 van de 17 rechters. Zelfs de ad-hoc rechter die door Israël was aangesteld stemde voor twee van de maatregelen.
Israël staat nu onder streng toezicht van het Internationaal Gerechtshof. In reactie op de tussentijdse uitspraak van het Hof heeft de Europese Unie verklaard: "Bevelen van het Internationaal Gerechtshof zijn bindend voor de partijen en zij moeten zich eraan houden.” De Europese Unie verwacht dat ze “volledig, onmiddellijk en effectief worden geïmplementeerd." Alle staten die partij zijn bij het Genocideverdrag zijn verplicht om genocide te voorkomen. Dat geldt dus ook voor Nederland. Volgens de jurisprudentie van het Internationaal Gerechtshof ontstaat deze verplichting op het moment dat een staat verneemt dat er een ernstig risico is dat er genocide wordt gepleegd. De uitspraak van het Hof bevestigt niet alleen dat er een ernstig risico is dat er genocide wordt gepleegd in Gaza, maar ook dat het plausibel is dat er genocide is gepleegd door Israël in Gaza.
Genocide is de ernstigste grootschalige mensenrechtenschending, gepleegd met de intentie om een beschermde groep als zodanig te vernietigen. Nederlandse instellingen van hoger onderwijs zijn moreel gebonden aan de brede opdracht van de rechterlijke uitspraak van het Internationaal Gerechtshof, de hoogste juridische autoriteit op het gebied van internationaal recht ter wereld. We hebben de plicht om institutionele medeplichtigheid aan genocide te voorkomen, zeker ook gezien de moedwillige vernietiging van alle universiteiten en de meeste scholen in Gaza, en het doden van 4327 studenten en 231 docenten en medewerkers.
Alle Israëlische universiteiten en veel Israëlische bedrijven staan de Israëlische regering en het Israëlische leger bij, en profiteren van Israëls illegale belegering van Gaza en illegale bezetting van de Palestijnse gebieden en zijn dus medeplichtig aan mogelijke genocide. Voor Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs betekent dit dat we geen keuze meer hebben: we moeten de banden verbreken met Israëlische instellingen en bedrijven die medeplichtig zijn aan genocide. We zijn moreel gebonden aan de brede opdracht van de uitspraak en het bevel van het Internationaal Gerechtshof, 's werelds hoogste gerechtelijke autoriteit op het gebied van internationaal recht.
Als wetenschappers werkzaam aan instellingen voor hoger onderwijs in Nederland roepen we daarom onze universiteiten op om de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof ter harte te nemen, en actie te ondernemen door:
alle formele en informele banden met Israëlische instellingen voor hoger onderwijs op te schorten;
alle formele en informele banden met Israëlische bedrijven op te schorten;
middelen te verschaffen voor het opbouwen van relaties met Palestijnse instellingen voor hoger onderwijs die door de Israëlische staat zijn vernietigd; en
studiebeurzen te verstrekken voor Palestijnse studenten en beurzen voor wetenschappers die hun universiteiten en middelen van bestaan zijn kwijtgeraakt.
Het tij is gekeerd. Dit is niet langer een kwestie van academisch debat; dit is een kwestie van internationale rechtvaardigheid en wereldvrede. Dit gaat om het handhaven, erkennen en gehoor geven aan de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. Het is onze plicht, als publiek gefinancieerde universiteiten in Nederland - gastheer van het Internationaal Gerechtshof - om gehoor te geven aan het bevel van het Hof en de internationale mechanismen te respecteren die in het leven zijn geroepen om de hele mensheid, inclusief Palestijnen, te beschermen tegen de misdaad van genocide. Het is onze plicht als instellingen voor hoger onderwijs om het voortouw te nemen in het beschermen van de mensheid, door de bindende voorlopige maatregelen van het Internationaal Gerechtshof onmiddellijk om te zetten in universitair beleid.
We verzoeken u om een overzicht van de noodzakelijke stappen die uw instelling heeft gezet in lijn met de vier bovenstaande eisen voor het einde van februari 2024.
Hoogachtend,
Dutch Scholars for Palestine